19 juli 2021

… Want daar brandt nog licht

Brabant maakt werk van wonen
De afgelopen maanden hebben wij vanuit BEECKK veel gemeenten gesproken over woningbouw en het versnellen daarvan. Hoewel gemeenten als eerste aan zet zijn om woningen te bouwen en woningbouwinitiatieven te begeleiden, zijn zij niet de enige bestuurslaag die de handen uit de mouwen steekt om het tekort aan woningen op te lossen. Dat ook de provincie zeer begaan is met het bouwen van woningen liet de provincie Noord-Brabant eerder al zien in de ‘Brabantse Week van het Wonen’, maar wat nu precies de bijdrage is van de provincie aan de woningbouwversnelling bespreken we met Erik Ronnes. Ronnes is sinds mei 2020 gedeputeerde Ruimte en Wonen voor de provincie Noord-Brabant. Als voormalig gemeenteraadslid, wethouder en Tweede Kamerlid (woordvoerder Wonen) neemt hij heel wat jaren politieke ervaring mee.

Aandacht voor deeloplossingen
De bevolkings- en woningbouwprognose die de provincie Noord-Brabant in 2020 heeft gedaan, geeft een duidelijk beeld van de woningbouwopgave voor de regio. De prognose laat zien dat de noodzaak voor het bouwen van woningen vooral de komende 10 tot 15 jaar hoog is; bijna 160.000 woningen, ofwel driekwart van de opgave tot 2050 (dat zijn in totaal 220.000 woningen), zal voor 2035 moeten worden gerealiseerd. De komende 10 jaar is de doelstelling om met zo’n 12.000 woningen per jaar te groeien. Als je de aantallen leest begint het je misschien te duizelen. Is het realistisch om voor 2030 120.000 woningen in de regio te bouwen, vragen wij ons af. Ronnes erkent dat ze op provinciaal niveau zien dat gemeenten het bouwen van woningen lastig bijgebeend krijgen, maar hij ziet ook dat er op de lange termijn voldoende ruimte is, “de locaties zijn er, de provincie heeft ze in beeld”.

De provincie houdt goed zicht op de cijfers door vier keer per jaar de plancapaciteit te monitoren, daarbij laten de harde en zachte potentiële bouw- en transformatielocaties zien dat er in theorie plannen genoeg zijn de komende tien jaar. “Er zitten voldoende plannen in de pijplijn, in verschillende fases van hardheid, waarmee kan worden voldaan aan de aantallen die Brabant voor ogen heeft” geeft Ronnes aan. Het liefste heeft hij nog wat extra plannen achter de hand om onverwachte situaties op te kunnen vangen. “De provincie wil niet meer dan de gemeentes zelf ook willen” vertelt Ronnes, dus trekken ze samen op om de ambitieuze doelen die gesteld zijn om het woningentekort, dat met name voor jonge starters en oudere mensen met een zorgvraag prangend is, tegen te gaan. Het advies van Ronnes aan gemeenten is om daarbij aandacht te hebben voor alle mogelijke deeloplossingen. Als voorbeeld noemt hij dat gemeenten de Crisis- en herstelwet nog niet altijd goed op het netvlies hebben. Ook ziet Ronnes tijdelijk wonen en flexwoningen als een goed alternatief. “Gemeenten worstelen hiermee, omdat ze liever toewerken naar een eindoplossing, maar alle beetjes helpen”.

Zorgvuldig ruimtegebruik
Bij de woningbouwversnelling gaat het al snel over aantallen en het behalen van deze aantallen, maar Ronnes wil daarnaast ook ten zeerste het belang voor de kwaliteit van woningbouw en noodzaak tot het bouwen naar behoeft van de Brabander onderstrepen. Een eerste voorbeeld dat Ronnes hiervan met ons deelt gaat over aandacht hebben en houden voor de omgevingskwaliteit van een stad of dorp. Regionaal is zichtbaar dat het steeds minder vanzelfsprekend is dat mensen naar de stad trekken. “Door het coronavirus hebben mensen geleerd dat afstand minder belangrijk is. Ze willen weer in de dorpen gaan wonen, omdat die voorzien in de behoefte aan ruimte die je bij mensen meer en meer ziet”. Oftewel, niet alleen de steden maar ook de dorpen kunnen in een deel van de woningbouwopgaven voorzien. Sterker nog, desgevraagd weten dorpsbewoners vaak zelf kwalitatief goede herstructurering- of herontwikkelingslocaties aan te wijzen. Om te voorkomen dat meedenken omslaat in weerstand is het wel van belang dat de dorpen hun karakteristieke waarden blijven behouden. Dat wil zeggen: om deze kansen te kunnen benutten moet het nieuwe aanbod de omgevingskwaliteit van de stad of het dorp juist versterken.

Echter, wanneer Ronnes het over kwaliteit heeft gaat dit voor hem verder dan het versterken van de omgevingskwaliteit voor omwonenden. Ronnes doelt hiermee ook op het gegeven dat woningbouw in verbinding staat met tal van andere thema’s. Of, zoals in de voortgangsrapportage van de provincie helder beschreven staat: “wonen is één van de drijvende krachten achter tal van sociaal-maatschappelijke en ruimtelijke kwalitatieve (transitie)opgaven”. Voor Ronnes betekent dit dat hij het niet alleen belangrijk vindt dat er naar de eisen van de tijd wordt gebouwd (denk bijvoorbeeld aan energieverbruik van nieuw te bouwen woningen), maar ook hoe woningbouw kan bijdragen aan toekomstige uitdagingen. Hierbij noemt Ronnes het minimaliseren van vervoersbewegingen, maar ook de participatiesamenleving; “de manier waarop je bouwt kan de sociale cohesie in een wijk verbeteren. Door na te denken over hoe je bouwt kun je de participatiesamenleving versterken”.

Dat niet alleen de provincie dit begrijpt, maar ook gemeenten, bewoners en marktpartijen wordt in tal van voorbeelden zichtbaar. “Voor iedereen is steeds duidelijker dat ruimte schaars is en dat we daar bewust mee om moeten gaan”. Ronnes ziet dit bijvoorbeeld terug in de manier waarop tegenwoordig met de ‘ruimte-voor-ruimte’ regeling wordt omgegaan. Steeds vaker wordt niet alleen gebruik gemaakt van deze regeling om een stal te slopen en daar een grote woning voor terug te plaatsen, maar komt er een creatieve woonvorm voor terug die bijdraagt aan de realisatie van maatschappelijke doelen. De provincie schenkt extra aandacht aan dit soort creatieve initiatieven, waarbij ook zeer bewust nagedacht wordt over wat richting de toekomst nodig is, met hun Brabantse Stijlprijs. De vernieuwende woonprojecten in de regio die als voorbeeld kunnen dienen omdat ze origineel zijn en oog hebben voor zowel omgeving als medemens, maken kans op de prijs. Een mooi voorbeeld om anderen te inspireren om te delen waar je trots op bent.

Provinciaal steuntje in de rug
De provincie laat er geen twijfel over bestaan: als het gaat om woningbouw is de gemeente de eerst aangewezen bestuurslaag. Ons maakt dat nieuwsgierig wat de rol is die de provincie voor zichzelf ziet als we kijken naar het aanjagen van de woningbouwversnelling. Ronnes geeft aan dat de provincie, naast het bewaken van de provinciale belangen die als kaders zijn meegegeven in de omgevingsvisie en het omgevingsplan, vooral een rol voor zichzelf weggelegd ziet om gemeenten te faciliteren en te stimuleren. De provincie vervult daarbij onder andere een rol in het zoeken en verbeteren van de samenwerking met de markt en woningbouwcorporaties. “Waar mogelijk springt de provincie bij om bottlenecks te beslechten en daarmee de voortgang erin te houden” geeft Ronnes aan. Concreet voorbeeld is dat de provincie bij spannende of uitdagende transformatielocaties gedeeltelijk risicodragend participeert om te zorgen dat processen niet vertragen of vastlopen. Bij het project Minitopia heeft de provincie bijvoorbeeld een deel mee gefinancierd, zodat ze voor dat project de financiering rond konden krijgen. Investeerders vinden het vaak nog te riskant om voor tijdelijke- of flexwoningen geld te lenen, legt Ronnes uit. Als gevolg daarvan ziet de provincie dat veelbelovende projecten hun voorbereidingskrediet niet geregeld krijgen. De provincie kiest er dan voor om voor deze projecten een deel van dit risico te dragen, zodat ze doorgang kunnen vinden.

Als gedeputeerde is Ronnes dagelijks in contact met gemeentes over het thema woningbouw. Ter afronding van ons gesprek zijn wij daarom benieuwd of Ronnes vanuit de kennis en ervaring die hij door samenwerking met verschillende gemeentes opdeed, waardevolle lessen geleerd heeft die hij met ons wil delen. Ronnes geeft allereerst aan dat de woningbouwversnelling veel van het ambtelijk apparaat vraagt. Hij adviseert om vooral aandacht te hebben voor de momenten in het proces waar nu veel tijd verloren gaat; de voorbereidingsfase goed regelen, zorgen dat ontwikkelaars een kwalitatief goede en complete onderbouwing overleggen, en aandacht hebben voor de risico’s die te voorzien zijn zodat je daar als gemeente preventief op kan schakelen. Daarnaast onderstreept Ronnes nog maar eens dat creatieve woonvormen onderdeel kunnen zijn van de oplossing. “Gebruik de creativiteit van nieuwe woonvormen en betrek partijen die daar ervaring mee hebben, zodat je snelheid kunt maken”. Tot slot spreekt Ronnes de hoop uit dat “wonen als sociaal grondrecht de aandacht krijgt die het verdiend”. Dat is in ieder geval zijn persoonlijke drijfveer om er alles aan te doen om de woonsituatie voor de generaties die nu vast zitten op de woningmarkt te verbeteren door de inhaalslag die het bouwplaatje compleet maakt te realiseren.

Erik Ronnes
(Foto is gemaakt door fotograaf Piet Roefs)